Als de term binnenklasdifferentiatie valt, dan denkt men al heel snel aan allerlei werkvormen en technieken. Daar begint het echter niet mee: binnenklasdifferentiatie wordt immers in eerste instantie gevoed door een beroepshouding (Castelein e.a., 2016). Het is de blik van de leraar die probeert om een les vanuit het perspectief van leerlingen te bekijken. Het is kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen op een proactieve, positieve en planmatige manier.Binnenklasdifferentiatie heeft tot doel de motivatie, het welbevinden, de leerwinst en/of leerefficiëntie van alle lerenden te verhogen, zonder de lat lager te leggen. Met gedifferentieerde ondersteuning voor alle lerenden worden de verschillen tussen lerenden dus niet noodzakelijk kleiner, maar kunnen ook vergroten of gelijk blijven.
Castelein e.a. (2016) geven deze omschrijving weer in het onderstaand schematisch conceptueel kader:
Conceptueel kader voor binnenklasdifferentiatie (overgenomen uit Castelein e.a. 2016, p. 14)
De twee tandwielen in het midden van het kader stellen de twee stapels bouwstenen voor binnenklasdifferentiatie voor. Elke stapel geeft een antwoord op een vraag:
op basis waarvan kan je differentiëren (lerende)?
welke elementen kan je bespelen (leeromgeving)?
De kenmerken hangen natuurlijk ook samen en moeten in hun toepassing niet strikt van elkaar onderscheiden worden (bijv. interesse en motivatie hangen sterk samen, als je werkt op interesse van lerenden dan is de kans ook groot dat hun motivatie stijgt). Het is echter niet nodig om te differentiëren op basis van elk van deze elementen in elke les(sen) of elke activiteit.
(voor meer informatie, zie Castelein, E., Coens, J., De Witte, K., Houben, A., Lauwers, W., Segers, J., & Van den Branden, K. (2016). Binnenklasdifferentiatie. Een beroepshouding, geen recept. Leuven: Uitgeverij Acco.)
Hieronder volgen voorbeelden bij elk tandwiel (klik op het kenmerk/element om de voorbeelden voor de voorbereidings- en klastijd in een flipped classroom te zien).
Op basis waarvan kan je differentiëren (lerende)?
Voorkennis
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Nadat studenten de voorbereiding hebben doorlopen, maken ze een opdracht zodat je kan nagaan wie wel/niet over de juiste voorkennis beschikt om in de klastijd verder te werken (bijv. quiz maken op Educaplay).
Bij de start van de les kan je ook een klassikale opdracht geven om de voorkennis na te gaan: hebben ze tijdens hun voorbereiding alles begrepen (bijv. vragen stellen via Mentimeter).
Cognitieve vaardigheden
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Tijdens de voorbereiding werk je vaak op het niveau van onthouden en begrijpen. Maar binnen deze niveaus kan je verschillende leerdoelen stellen. Bijv. bij onthouden kan je de hoeveelheid leerstof variëren, er kan een verschil in toegestane ‘hulpmiddelen’ zijn (bv. woordenboek, rekenmachine) of er kan een verschil zijn in ‘het actief naar boven halen van voorkennis’ (bijv. zelf een definitie geven voor een geziene term) en ‘het herkennen wanneer je iets opnieuw leest of hoort’ (bijv. de juiste definitie kunnen aanduiden in een meerkeuzeoefening).
Bij de start van de les begin je met enkele inhoudelijke vragen over de voorbereiding van studenten. Studenten die de leerstof nog niet onder de knie hebben, moeten eerst verder gaan op het niveau van begrijpen (bijv. extra uitleg van de leerkracht, een bijkomende tekst lezen,…). Andere studenten die wel al op niveau van begrijpen zitten, mogen een stap verder gaan en een oefening maken om hun kennis in een nieuwe situatie te gebruiken (toepassen).
Metacognitieve vaardigheden
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
De voorbereiding uit twee aanpakken laten bestaan, bijv. een samenvatting laten maken door een tekst te schrijven en door een visuele mindmap te maken. De vraag vervolgens stellen welke aanpak voor hen het best werkt en waarom. Bij de volgende voorbereiding kunnen lerenden dan zelf kiezen welk van de twee aanpakken ze kiezen.
De lerenden vrijheid geven tijdens de klastijd: werkvormen, oefeningen, tempo en timing waarmee ze aan een opdracht werken,… Op het einde van de les kunnen ze zichzelf de vraag stellen: heb ik voldoende opgelet tijdens de les? Ben ik voldoende aandachtig? Heb ik mijn werktijd nuttig besteed?
Affectieve vaardigheden
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Bijv. doorzettingsvermogen stimuleren door duidelijke doelen voorop te stellen met haalbare stappen (bijv. een kwalitatief leerpad ontwikkelen met een vooropgesteld doel en kleine/concrete stappen die een duidelijke meerwaarde bieden in het bereiken van dit doel).
Bijv. doorzettingsvermogen stimuleren door bij lastige leertaken gedifferentieerd te ondersteunen en feedback te geven zodat sommige lerenden obstakels leren overwinnen en de taak als haalbaar blijven zien.
Leervoorkeuren
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
De keuze geven tussen een tekst lezen, een videofragment bekijken/beluisteren of een informatieve website doornemen.
Afhankelijk van hun leervoorkeur mogen studenten hun mening over een boek formuleren en beargumenteren in een andere vorm: een geschreven recensie, een presentatie, een korte toneelopvoering,…
Interesses
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Studenten kunnen kiezen welk boek ze lezen als dit maar voldoet aan een aantal criteria: het moet een roman zijn, niet ouder dan 3 jaar en geschreven door een Nederlandstalige schrijver.
Een thema opsplitsen in subthema’s waarbij studenten afhankelijk van hun interesse zelf mogen kiezen welk subthema ze het liefst uitdiepen. In bijvoorbeeld de Jigsaw-werkvorm kunnen de groepen vervolgens de opgedane expertise delen met elkaar zodat iedereen alle kennis heeft opgedaan.
Achtergrond
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Sociale achtergrond: opdrachten niet enkel digitaal geven, maar ook op papier voor wie bijv. thuis geen computer en/of internet voorhanden heeft.
Laat ruimte voor discussie, maar geef als docent ook grenzen aan. Onrespectvolle opmerkingen kunnen niet.
Motorische vaardigheden
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
De mogelijkheid geven om bij fysieke opdrachten per twee of in groep te mogen werken.
Rekening houden met fijn-motorische vaardigheden en ontwikkeling van lerenden bij het schrijven, tekenen, wiskundig tekenen, labo-proefopstellingen… door bijv. hulpmiddelen toe te laten.
Welke elementen kan je bespelen?
Leerdoelen
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Lerenden moeten een deel van de cursus lezen waarna ze een formatieve toets moeten maken. Voor de lerenden die goed scoren op de toets krijgen vervolgens een nieuwe opdracht die verder ingaat op het verdiepen van de basisleerstof (bijv. reeds analyseren door twee systemen met elkaar te vergelijken of evalueren door voor- en nadelen tegenover elkaar af te wegen). Lerenden die niet goed scoren, krijgen de mogelijkheid om de basisleerstof nog eens op een andere manier te verwerken door bijv. een informatief filmpje, een videoles, … te bekijken.
Na een formatieve toets bij de start van de les kan je de lerenden die de leerstof nog niet ‘begrijpen’ (basisdoel) de tijd geven om extra materiaal door te nemen. Lerenden die een stap verder staan, krijgen de tijd om een eigen visie over het thema te ‘creëren’ (= verdiepingsdoel).
Groeperingsvormen
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
De voorbereiding per twee of in groep laten maken waarbij je eventueel als leerkracht kan sturen om homogene of heterogene groepen te maken.
Homogeen vs. heterogeen:
– Op basis van een voorbereiding wordt de groep ingedeeld in heterogene groepen, waarbij de sterke lerenden de zwakke lerenden ondersteunen en extra uitleg geven.
– Op basis van een voorbereiding wordt de groep ingedeeld in homogene groepen, waarbij de zwakke lerenden een extra instructie en begeleiding krijgen van de docent terwijl de sterke lerenden zelfstandig aan de slag gaan met verdiepingsoefeningen.
Convergerend vs. divergerend:
– Divergerend: op basis van een voorbereiding of een quiz bij de start van de les krijgen sommige lerenden verdiepingsoefeningen en anderen lerenden herhalingsopdrachten waarbij de docent extra begeleiding geeft. Op die manier speel je actief in op verschillende leerwegen en een mogelijk ander eindresultaat.
– Convergerend: lerenden worden in groepen uitgedaagd om de geziene theorie uit de voorbereiding toe te passen om casussen uit te werken. De diversiteit van taken binnen de groep moet zorgen voor engagement van iedereen om tot een succesvol eindresultaat te komen. Eventueel kunnen binnen elke groep rollen uitgedeeld worden (bijv. leider, samenvatter,…) om dit engagement te stimuleren.
Werkvormen
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Als voorbereiding laten kiezen uit verschillende werkvormen: individueel aan de slag, per 2 of in groep. Een contractwerk met MOET- en MAG-opdrachten kan ook leiden tot differentiatie in voorbereiding.
Leerlingen kunnen zelf kiezen in welke groep ze het liefst deelnemen aan de les: via een mondelinge instructie van een docent of via een groepsopdracht.
Instructie
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Indien de les verder bouwt op eerder geziene leerstof, enkel de voorbereiding laten maken (bijv. een kort instructiemoment waarbij de kernbegrippen herhaald worden) door degenen die in de voorgaande les de inhoud nog niet goed onder de knie hadden.
Gebruik het IGDI+model, waarbij sommige lerenden (1) meteen aan het werk gaan, andere dit doen na (2) een korte instructie, en nog een derde groep (3) verlengde instructie krijgt.
Tempo
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Voldoende op de voorbereiding uitleggen, zodat lerenden de materialen kunnen bekijken waar en wanneer ze willen, en kunnen kiezen welke uitleg ze overslaan of herhalen.
Pas de hoeveelheid oefeningen aan het tempo van de lerenden aan. Maak een keuze uit de te maken basis-, verdiepings- of verrijkingsoefeningen. Let op dat de sterkere lerenden niet gewoon meer oefeningen moeten maken.
Of: lerenden mogen op hun eigen tempo de opdracht in de klastijd uitvoeren (vb. zelf een pauze invoeren). Als ze op het einde van de les maar de opdracht tot een goed einde hebben gebracht.
Evaluatie
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Op het einde van de voorbereiding een formatieve toets afnemen waarbij de lerenden feedback krijgen (na afloop van de toets of bij de start van de les).
Op een summatief evaluatiemoment krijgen lerenden een oefening op programmeren en coderen voorgeschoteld en worden er minimumdoelen vooropgesteld. Er wordt bewust niet aangegeven hoe uitgebreid en hoe verregaand de oplossing moet zijn zodat elke leerling een succeservaring kan opdoen, maar sterkere leerlingen wel verder kunnen gaan dan strikt nodig. In de toekenning van het cijfer wordt rekening gehouden met de mate van uitwerking.
Of: er zijn 3 versies van een opdracht die verwijzen naar de moeilijkheidsgraad waarbij de uitwerking van de oefeningen verschilt. Lerenden die voor versie B of A kiezen, kiezen een eenvoudigere weg en krijgen daarom minder punten (max. 16/20 voor versie C, 14/20 voor versie B en 12/20 voor versie A)
Bijkomende ondersteuning door peers en/of collega's
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Tijdens het maken van oefeningen werken de leerlingen individueel, maar leerlingen die hier sneller mee weg zijn, worden aangemoedigd om leerlingen bij wie het moeilijk gaat te helpen waar nodig.
Feedback
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Op het einde van de voorbereiding een opdracht laten uitvoeren waarbij de lerenden feedback krijgen (na afloop van de opdracht of bij de start van de les).
Actieve werkvormen waarbij lerenden zelf aan de slag gaan, bieden de docent meer kans op gedifferentieerde en onmiddellijke ondersteuning en feedback.
Eindproduct
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
Studenten moeten een boek lezen met als doel om de eigen mening over het boek te formuleren en te beargumenteren. Hoe ze dit doen, dat mogen ze kiezen: onder de vorm van een geschreven recensie, een presentatie, een korte toneelopvoering,… Elke verwerkingsopdracht levert bijgevolg een ander eindproduct op.
Leermateriaal en media
Voorbeeld voorbereidingstijd
Voorbeeld klastijd
De leraar biedt via de digitale leeromgeving verschillende leerstofbronnen aan: een presentatie, een cursustekst, schema’s en mindmaps, videofilmpjes of doe-opdrachten.
Lerenden die reeds verder staan mogen geen hulpmiddelen meer gebruiken (bijv. een rekenmachine, een woordenboek,…). Lerenden die de inhoud nog niet onder de knie hebben, mogen de hulpmiddelen wel nog gebruiken.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat we u de beste ervaring op onze website geven. Als u doorgaat met het gebruiken van deze site, gaan we ervan uit dat u hiermee instemt.Ok